Terwijl de chimpansee op dezelfde manier leeft als miljoenen jaren geleden, wonen wij in megasteden met geschreven wetten, metro’s en smartphones. Wat heeft ons gevormd, naast genetische evolutie?
door Hans Beerends
Het boek Vuur, taal, schoonheid, tijd van de Britse wetenschapsjournaliste Gaia Vince gaat over het ontstaan en de evolutie van de mens. Daar waar de meeste boeken over dit onderwerp een vrij zakelijke opsomming geven over onze ontwikkeling van jager naar landbouwer en de industriële revolutie, is dit boek een juichende lofzang op de flexibiliteit, het aanpassingsvermogen, creativiteit en vruchtbare samenwerking van alle mensachtigen, en met name van de mens die alle andere levende wezens verre achter zich liet: de Homo Sapiens.
Het deed mij aanvankelijk denken aan de internationale bestseller Sapiens (2011) van Noah Harari, maar waar hij de grote lijn van de menselijke evolutie beschrijft, behandelt Vince elk detail van deze ontwikkeling. Door alle bomen heen zie je uiteindelijk het grote bos wel maar het maakt het een taai, zwaar boek dat je niet in een vrij weekend leest. Voor wie de tijd daarvoor vrij wil maken of wie, triest genoeg na een buitenlandse vakantie, een paar weken in quarantaine moet, kan ik dit boek aanraden maar lees dan niet meer dan twintig bladzijden per dag want daarin zitten minstens tien boeken verborgen.
Homo Erectus
Het aantal feiten en feitjes is teveel om op te noemen en dat bedoel ik ook letterlijk. Ik zal daarom haar belangrijkste overwegingen en beschouwingen behandelen, er op vertrouwend dat de geïnteresseerde lezer de tijd neemt om in alle rust alle onderliggende details tot zich te nemen.
De menselijke evolutie begint bij vuur, en dan hebben we het nog niet over de Homo Sapiens maar een van zijn voorgangers, de Homo Erectus. Door zich vuur toe te eigenen en het niet alleen maar te signaleren, waren die eerste mensen in staat rauw vlees gaar te stoken en op die wijze energie sneller tot zich te nemen. Vuur gaf ook veiligheid, warmte en met vuur kon je modder omzetten in potten die je vervolgens kon gebruiken om water mee te sjouwen of vloeibaar gemaakt eten in te doen.
Dat geheel aan nuttigheid maakte weer dat wij bij de jacht niet alleen meer rekenden op snelle benen en een groot uithoudingsvermogen maar dat ook onze hersenen een functie kregen bij de voorbereiding en uitvoering van effectieve jachtmethoden. Kortom, onze hersenen werden belangrijk en ons hoofd werd groter, zo groot zelfs dat ons grote kinderhoofd bij de geboorte met veel moeite de moederschoot kon verlaten. Het geboren kind kan verder, in tegenstelling tot andere levende wezens, niet direct opstaan en met de moeder mee dribbelen maar blijft jaren afhankelijk van haar zorg.
Taalcapaciteit
De volgende fase in de evolutie is de taal. Taal, zo schrijft Vince, ‘is wat ons op fundamentele wijze tot mens maakt’ Volgens haar vereist dat een begripsniveau dat bij andere dieren niet wordt aangetroffen. Chimpansees die qua DNA zeer dicht bij ons staan en met wie zij de mens enkele keren vergelijkt, bezitten slechts vijf geluiden waarmee zij met hun soortgenoten communiceren.
Dat mensen een uitgebreide taalcapaciteit hebben, komt door een kaakverandering die duizenden jaren terug plaats vond. Door het ontstaan van landbouw, en daarmee het nuttigen van zacht voedsel, kon onze jacht/-roofdierenkaak zich verkleinen en waren we in staat f- en g-geluiden te maken waaruit uiteindelijk een woordenschat ontstond. Uit onderzoek blijkt volgens Vince dat wij al via taal communiceerden met de Neanderthalers.
Met de taal ontstond ook het schrift. Het begon met kleitabletten en zeker niet overal. Schrift ontstond in samenlevingen waar het noodzakelijk werd het bezit van land, schepels koren, aantallen geiten en ander dieren vast te stellen zodat daarover weer belasting geëist en handel mee bedreven kon worden.
Deze signalering over het ontstaan van taal en schrift is kenmerkend voor het verhaal van Vince. Keer op keer beschrijft zij hoe nieuwe ontwikkelingen voortkomen uit een pragmatische wens en noodzaak. Niets ontstaat omdat iemand het zomaar leuk vindt iets nieuws te verzinnen. Het is het, door Vince zo bewonderde pragmatische aanpassingsvermogen van de evoluerende mens dat er sociaaleconomische en culturele groei plaats vindt. De mens, zo schrijft zij ook meerdere malen, is boven zijn biologische evolutie uitgestegen en overgegaan naar een culturele evolutie.
Schoonheid
Ook in de hoofdstukken die gaan over schoonheid, het gegeven dat mensen ergens bij willen horen, verhalen die verteld worden, het toenemende besef van de tijd; elke keer is het weer fascinerend te lezen hoe kleine veranderingen, in eerste instantie uitgevoerd om te kunnen overleven, hebben geleid tot een ander denkpatroon en een andere groepscultuur.
Bijvoorbeeld dat schoonheid een manifestatie werd die betekenis en zin gaf aan menselijk leven, dat het zoeken naar een groepscultuur door werkte in de verhouding man-vrouw, dat schoonheid ook gevangen kan worden in een eigen groepsidentiteit maar dat uiteindelijk het doorbreken van beperkte groepscultuur noodzakelijk is voor het overleven van allen.
In een laatste hoofdstuk, voor dat zij ingaat op de toekomst, wordt nog uitvoerig stil gestaan bij het verwerven en behouden van kennis. Vince volgt hierbij het geëffende voorspelbare pad van de zoektocht naar Kennis bij de oude Grieken en Romeinen, de val van het Romeinse rijk, gevolgd door de duistere middeleeuwen, de herontdekking van de klassieke wijsheid door de Islam, de ontmoeting middels handel tussen Islam en Christendom, uiteindelijk resulterend in de Renaissance en Verlichting waarna de zoektocht naar kennis pas zijn volle ontplooiing krijgt.
In grote lijnen klopt dat verhaal wel maar er zijn ondertussen door veel historici, cultuurfilosofen en andere wetenschappers vraagtekens gezet bij het cliché van duizend jaar ‘duistere middeleeuwen’. Van haar had ik wel een gecompliceerder verhaal verwacht.
Robots
We komen aan in de toekomst. Vergelijkbaar met het tweede boek van Harari, Homo Deus (2015), zullen robots in de toekomst een grote rol gaan spelen. Waar bij Harari die robots, toch op mij althans, een kille indruk maakten, een onomkeerbare macht bovendien, sluiten de robots bij Vince aan bij haar hele betoog. De evolutie van de mens bestaat er in feite uit dat hij de energie, noodzakelijk om te leven en te overleven, elke keer heeft weten uit te besteden.
Bestond er ooit een mensachtig leven die benen, armen, mond/bek nodig had om energie te bemachtigen door jacht? Door alle technologische en culturele ontwikkelingen gaan we nu naar de supermarkt en kopen daar alles wat we nodig hebben aan eten, brandstof, licht, vitaminen, kruiden en snuisterijen. Ziek zijn is niet meer iets waar je machteloos tegenover staat. Kortom, we hebben veel problemen hanteerbaar kunnen maken en ook voor de problemen die er nog zijn, moet wetenschappelijk onderzoek uitkomst bieden. Wat een verschil met ooit.
Om tot hier te komen, zo schrijft zij juichend, hebben wij een afstand afgelegd van vijftigduizend jaar en honderd miljard levens. Ooit waren wij een betekenisloze wezens te midden van miljoenen andere levende wezens, nu zijn we uitgegroeid tot een zeer uitzonderlijk diersoort. We leven in een nieuw tijdperk waarin de mens alomtegenwoordig is, het tijdperk van het Antropoceen, de voorgestelde naam van het tijdperk waarin het Aardse klimaat en de atmosfeer de gevolgen ondervinden van menselijke activiteit.
Superorganisme
De opvolger van Homo Sapiens is voor haar de Homo Omnibus. Deze Homni’s, zoals Vince hen noemt, vormen gezamenlijk een superorganisme. We delen, zo constateert zij, deze planeet nu al met 9 miljoen robots en ons collectieve brein zal steeds meer artificiële intelligentie in zich opnemen. Individuen die zich buiten dit superorganisme plaatsen zullen, zo schrijft ze, ‘wellicht niet alleen in cultureel en technologisch opzicht geïsoleerd raken maar ook lichamelijk en cognitief’.
Uitvoerig gaat Vince in dit toekomsthoofdstuk in op de gunstige perspectieven en positieve mogelijkheden, maar ze heeft ook zicht op de gevaren met name op het gebied van milieu en klimaat. Als we als Homni willen overleven, zullen we van het handelen in het belang van de groep over moeten gaan tot het handelen in het belang van de gehele wereldbevolking.
Zij onderkent weliswaar het gevaar van korte termijn denken maar is tegelijkertijd hoopvol gestemd. De allerlaatste zin waarmee ze haar betoog eindigt luidt dan ook: ‘Zo scheppen we niet alleen nieuwe problemen, maar creëren we hopelijk ook nieuwe oplossingen. Per slot van rekening zijn wij de enigen die dat kunnen’.