Het einde van de bioscoop is in zicht. Dat is althans de conclusie die je kan trekken uit Goodbye, Dragon Inn van de Taiwanese regisseur Tsai Ming-Liang. Stammend uit 2003 heeft de film een visionaire lading. Tsai’s film is een portret van het Fu-ho Grand Theater in een buitenwijk van Taipei in Taiwan. Het is de laatste dag van het theater.
De statige filmtempel is duchtig in verval, het dak lekt. De film laat zien dat bij elke voorstelling minder mensen in de zaal zitten. Totdat maar enkelen overblijven. Het laatste shot van de lege bioscoopzaal duurt minuten. Deze schitterende tragikomedie is een warme ode aan de bioscoop, een liefdesgedicht over de film.
De bezoekers van het Fu-ho Grand Theater zijn gekomen voor Dragon Inn, een traditionele Wuxia vechtfilm uit 1967 geregisseerd door King Hu. De camera richt zich voornamelijk op de toeschouwers. We horen het gebulder van de soundtrack en zien soms de beelden van zwaardgevechten op het scherm. De kijkers lijken met andere dingen bezig te zijn, er is een stoelendans gaande. Mannen zoeken naarstig naar een nieuwe zitplaats, en dat in een lege bioscoop van minstens duizend plaatsen.
De mannen gluren steels naar elkaar, op zoek naar vluchtige homoseksuele contacten. Complexe rituelen van eenzame zielen vinden hier plaats. Een naamloze en verlegen jongeman dient als hoofdpersoon. Komisch is de scène waarin zijn achterbuurman zijn benen over de stoel naast hem vlijt. Die benen, bijna in zijn gezicht, probeert hij stoïcijns te negeren. Het hele repertoire van bioscoopbezoekers irriteren komt aan bod. In die zin is de film universeel.
Wat te denken van een stel mannen die naast elkaar in het urinoir staan, het lijkt eeuwig te duren. Evenals de tochten die de mannen maken in de nauwe gangetjes in de krochten van het theater. Men zoekt blijkbaar connectie met iemand. Tijd is buigzaam hier, en wordt briljant gebruikt. Zo is er de caissière die tevens toiletjuffrouw is. De jonge vrouw loopt zwaar mank, haar lange tochten in het gebouw, trap op en af, worden in de werkelijke tijd getoond.
Tsai neemt zijn tijd, doet dat zonder plot en vrijwel geen dialoog. Een opmerkelijk stukje dialoog gaat over geesten die in de bioscoop zouden huizen. Aangrijpend is het moment dat de grootvader met zijn kleinzoon naar het spektakel op het doek kijkt. Grootvader geeft zijn filmliefde door aan een nazaat.
Goodbye, Dragon Inn raakt aan herinneringen die we allemaal hebben aan onze bioscoop ervaringen. De droefgeestige toon voelt wrang aan in deze tijd waarin de Nederlandse bioscopen gesloten zijn. Lege zalen waar misschien geesten bezit van genomen hebben? Tsai sprak de uitbater van de bioscoop die op het punt stond de zaak te sluiten. De regisseur huurde het gebouw voor zijn film. Dit type bioscoop is vrijwel uitgestorven, dergelijke statige zalen werden opgedeeld, verbouwd, en uiteindelijk gesloten.
De gemeenschappelijke cultuur waar film de bindende factor was tussen mensen, lijkt nooit meer terug te keren. De films van Tsai gaan vaak over hoe eenzame mensen proberen te overleven in een wereld zonder cohesie, zonder werkelijk contact. Toch voelen zijn films nooit pessimistisch aan. De warmte en humor waarmee de regisseur de excentrieke personages in Goodbye, Dragon Inn portretteert zijn onnavolgbaar.
Ulrik van Tongeren