het regent, het waait, de grijze lucht van de dag
gaat over op een snel donker wordende avond
met de onheilspellende nacht op wacht
natte aarde kleeft aan mijn handen, ziet zwart tot
diep onder de nagels, haar plakt op mijn verhit
gelaat waar tranen achter ogen branden
ik struikel over het pad tussen zuchtende bomen
waarvan het blad reeds treurt om verlies aan levenskracht
en takken haperen als krampachtige, tanige armen
struikel en val op de grond niet ver bij jou vandaan
had je je zicht dan zag je mij aan, zouden armen mij dragen
zou mijn hoofd rusten tegen je borst
zou je mij sussen met kussen voor al wat ik je nog had willen vragen
ik huil en schreeuw, harde uitschietende wind
draagt mijn diepste gejammer met zich mee
liefde hoe kan ik je hier achterlaten, als elke vezel
van mijn lijf jou elke dag bij mij zal dragen