Afkondiging van stikstofbeleid door dit kabinet heeft het boerenprotest op scherp gezet. De bevolking lijkt zich te splitsen in twee kampen, waarbij iedereen er met gestrekt been in gaat. Het is de vraag of dat handig is. Met name links zou juist de boeren moeten omarmen om noodzakelijke transitie te faciliteren.

door Hector Reban

Met de tractor als effectief wapen stormen getergde boeren momenteel door politiek Nederland, zowel aangemoedigd door grote groepen die hen steunen als verguisd door een ander deel van de samenleving. Het lijkt erop alsof de “cultuuroorlog, die zo heftig woedt in Noord-Amerika, maar ook al een tijdje geleden de oceaan heeft overgestoken, na de veldslag rond het coronabeleid zijn weerslag heeft gekregen in de boerenprotesten [1]. Beide zijden verschansen zich in hun respectievelijke loopgraven, om, aangejaagd door (sociale) media en onrust op straat, een nieuwe kans aan te pakken om heftig op elkaar in te gaan.

Aanleiding voor het boerenprotest is het zogenaamde stikstofbeleid, een serie lokale doelstellingen die de regering heeft gesteld om wat te doen aan de uitstoot van stikstofhoudende verbindingen via sommige vormen van mest (vnl. drijf- en kunstmest) en uit gehouden boerderijdieren zelf. Maar het mestoverschot, dat zorgt voor een harde aanval op de biodiversiteit [2], is eigenlijk nog maar het topje van de ijsberg.

Het is, wetenschappelijk gezien, allang geen punt van discussie meer dat er iets gedaan moet worden aan de wijze van boeren in Nederland. De kapitaalintensieve manier van landbouw en veeteelt – wat “gangbaar boeren” heet – drukt zeker in een klein, dichtbevolkt land als Nederland zwaar op natuur en dier. Het is een manier van boeren met hoge investeringen in dure machines, in hoogtechnologische hulpproducten als zadenmengsels, kunstmest, pesticiden, krachtvoer enz., en in grote, moderne stallen met grote aantallen dieren per oppervlaktemaat. Op die wijze kunnen de “hulpbronnen” (bodem, lucht, water en dieren) op grotere schaal en met minder boeren, dus goedkoper, worden geëxploiteerd.

 

In feite worden die hulpbronnen op een uitputtende manier gebruikt en worden de “kosten” die zo ontstaan, in de zin van verschrikkelijk dierenleed, milieuschade (grondwater- en luchtverontreiniging), volksgezondheidsproblemen (overmatig antibiotica gebruik, pesticiden e.d.), sociale afbrokkeling (ontregeling boerenstand) en natuurafbraak (afname biodiversiteit in en op de bodem), afgewenteld op de samenleving en de natuur zelf. ”Uitgemolken worden” is waarschijnlijk een gezegde dat niet voor niets uit de veeteelt afkomstig is.

Protest en verzet (tegen protest)

Voor de boeren is afkondiging van dit stikstofbeleid door het kabinet Rutte IV ook slechts een druppel, maar wel eentje van brandbaar materiaal die de vlam in de pan liet slaan. Van veel boeren worden geluiden gehoord dat de overheid zich onbetrouwbaar toont, dat het beleid zwalkt van stimuleren van investeringen in “gangbaar boeren” om van Nederland een agrarisch exportland te maken naar het opwerpen van allerlei financiële en bureaucratische blokkades voor de bedrijfsvoering. Ze zijn het zat geregeerd te worden door een beleid van pappen en nathouden dat een enorme controlebureaucratie en onzekerheid over het voortbestaan met zich meebrengt.

Daarin hebben ze niet eens ongelijk. Vanuit humaan oogpunt is de hachelijke positie van de gemiddelde boer, die wel veel kapitaal op zijn balans heeft staan, maar niet altijd een vetpot verdient, ook vanuit links standpunt goed te begrijpen. Niet alleen een baan, maar een hele levensinvulling (van meerdere generaties) hangt van het boerenbedrijf af. En dat bedrijf wordt bedreigd door enerzijds de schaalvergroting die door de overheid gewenst is en anderzijds de moeilijk haalbare milieudoelstellingen binnen die gerationaliseerde bedrijfsvoering.

Nou kun je zeggen dat boer zijn ook een geprivilegieerde positie is, want boeren bezitten hun eigen productiemiddelen en kunnen niet direct onderworpen worden aan ontslag zoals de meesten van ons. Bovendien is het boerenleven, geleefd door nog geen procent van de bevolking dat evenwel meer dan de helft van de grond in Nederland in bezit heeft, iets dat voor miljoenen mensen “driehoog-achter” als een onhaalbaar paradijs wordt gezien. De loonslaaf die van precaire arbeid leeft, leidt een stuk lastiger leven – merkwaardigerwijs zonder massaal in opstand te komen.


Demonstrerende boeren zijn bang dat milieubeleid wordt gebruikt als breekijzer om boeren in Nederland onmogelijk te maken. Opschaling door stimuleren kapitaal intensief boeren heeft het aantal boeren inderdaad sterk uitgedund. Het alternatief zou juist zijn om méér boeren minder vee te laten houden en natuur inclusiviteit te benadrukken. De politiek heeft echter geen masterplan voor een transitie met perspectief
.

Maar toch, enig inlevingsvermogen in de positie van de gemiddelde boer is op zichzelf wel op zijn plaats. Bovendien, wil je een transitie van het boerenbedrijf naar een natuurinclusieve, kapitaalextensieve levensvatbare variant met oog voor ecologie, dan heb je de boeren nodig. De filosoof Willem Schinkel gaf in het NRC een verzoenend en daardoor afwijkend, maar volkomen redelijk signaal af door te stellen dat de planetaire plundering moet stoppen, maar dat we daarvoor wel de boeren nodig hebben.

Een punt dat veel weerzin wekt, vooral op links, wordt gevormd door de methoden van protest. Dat kan ver gaan, als je bv de oproepen op de socials leest dat de politie nu maar eens keihard moet ingrijpen, een aansporing die we eigenlijk gewoon zijn te horen uit repressief rechtse bron.

Maar eigenlijk is er – zolang geen dieren worden misbruikt of natuur wordt gesloopt – niets mis met de boerenprotesten. Links maakt zich druk over nieuws om stakingen te breken, als het journaal weer een gestrande forens laat oreren over zijn ongemak, terwijl buschauffeurs voor hun karige bestaan opkomen door te staken. Er is natuurlijk overlast, maar protest – een staking, sit-down actie, weg blokkade of iets dergelijks – zorgt per definitie voor overlast. Dat kan dus voor links nooit een principieel punt zijn.

De meeste van de huidige protesten zijn ook te zien als vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid. Het belangrijkste kenmerk van dit legitieme middel is nu eenmaal dat het ook inderdaad ongehoorzaam is – in dit geval ongehoorzaam aan wat als een progressieve, natuurvriendelijke doelstelling wordt gezien, namelijk stikstofreductie. Desondanks blijft politie-ingrijpen, ook als het tegen groepen is gericht wier standpunten je niet steunt, repressief en afkeurenswaardig.


Extinction Rebellion houdt een wegblokkade in Amsterdam om aandacht voor de klimaatverandering te vragen. Overlast is haast een onmiskenbaar kenmerk van protest en burgerlijke ongehoorzaamheid. Opmerkelijk is zowel de weerzin tegen deze vorm van protest wanneer de boeren dit gebruiken als de verschillende mate van behandeling van de protestanten door de politie. Deze laatste organisatie lijkt, niet verrassend, een ingebakken sympathie voor de boeren te bezitten

Op zichzelf is dus vanuit links standpunt weinig tegen de methoden van protest in te brengen – de uitwassen uiteraard daar gelaten. Evenmin natuurlijk tegen het boeren op zichzelf, zolang dat op een manier wordt gedaan die veel kleinschaliger is, die lokale voedselketens van productie tot consumptie stimuleert en die goed met dier en natuur omgaat.

Natuur liefhebbend Nederland zou begrip moeten kunnen opbrengen voor de positie van de gemiddelde boer en de methoden van zijn protest – al was het maar om strategische redenen, zoals Schinkel aangeeft. Aan de andere kant van de loopgraven zouden gangbare boeren moeten begrijpen dat transitie de enig mogelijke toekomst is en veel boeren zouden daar zeker ook van overtuigd kunnen raken, mits de omstandigheden voor transitie faciliterend zijn.

It is the economy, stupid!

Helaas wordt aan voorwaarden voor wederzijds begrip volstrekt niet voldaan en zijn er ook nogal wat wetten en praktische bezwaren, die inwerken tegen een rimpelloze transitie van het boerenbestaan. In feite zijn er grofweg twee gecorreleerde grote problemen. In eerste instantie is transitie lastig vanwege de dwingende randvoorwaarden die de politiek-economische structuur opwerpt. Het tweede probleem is gelegen in de huidige ontwikkeling van sociale krachten die doorwerken naar de politieke omgeving waarbinnen een transitie zou moeten worden vormgegeven.

Wat betreft het eerste probleem, het is hier niet de plaats om een uitgebreide beschrijving te geven van de werking van het wereldmarkt-kapitalisme. Een grove schets kan wellicht voldoen.

Met name (maar niet alleen) voor agrarische producten is de WTO opgericht, de wereldhandels organisatie waarbij ook Nederland aangesloten is. Doel is mondiale handel in deze producten te bevorderen. Dat heeft een aantal consequenties. Bijvoorbeeld een neerwaartse druk op de prijzen en, van daaruit, de noodzaak tot verdere rationalisering, intensivering en schaalvergroting. Vervolgens ontstaan problemen als de toename van (vervuilende) transportbewegingen om alles over de wereld rond te laten gaan en – niet in de laatste plaats – een precaire situatie voor boeren in arme landen die hun voedsel naar de wereldmarkt moeten brengen terwijl voedselonzekerheid heerst op de thuismarkt [3].

Evenwel hoeven we niet per se een exportland te zijn, zeker niet op het niveau waarop Nederland nu produceert, namelijk, na de VS, als de grootste exporteur van agriculturals ter wereld. Dit is een politieke keuze. Maar wat onder de streep overblijft, is een situatie waarin tussen de lokale producent, de boer, en de lokale consument een wereld aan grote bedrijven met enorme belangen zit, die allemaal een graantje (of twee) mee moeten pikken uit wat land en dier moeten opbrengen.


Dominantie van het handelskapitalisme, gereguleerd onder de WTO, leidt tot fabrieksmatige rationalisatie van de landbouw en veeteelt. De megastal is de logische uitkomst. Hier een kippen fabriek in de VS.

Ook al kunnen we nationaal proberen een andere politieke keuze maken, het alternatief voor gangbaar boeren is vaak moeilijk te organiseren binnen het geschetste systeem. Dat alternatief is alles wat de huidige situatie niet is, namelijk kringlooplandbouw, dus zonder uitputtend gebruik van hulpbronnen, kleinschalig, extensief en lokaal gericht. Dat vergt in eerste instantie al een complete denkomslag over de relatie tussen mens en natuur – leven mét de natuur in plaats van de natuur te domineren. In de tweede plaats moet kritisch nagedacht worden over het systeem van wereldmarkten geleid door grote bedrijven en supranationale organisaties. Dat zijn geen geringe opgaven.

Beheer van het platteland moet volkomen op zijn kop worden gezet in de richting van een situatie waarbij boeren ook een aardige boterham met andere producten kunnen verdienen, niet in de laatste plaats met allerlei vormen van natuurbeheer. Eigenlijk hebben we weer méér boeren nodig, maar tegelijkertijd ook veel minder vee en een stop op pesticiden en kunstmestgebruik.

De cultuuroorlog

Het tweede probleem concentreert zich rond het sterke klassenverbond van weerstand dat zich op (ultra)rechts heeft gevormd tussen kapitaalbelangen die profiteren van het bovengenoemde politiek-economische systeem, de boeren en Nieuw Rechts. Dit verbond creëert en exploiteert tegenstellingen, met name die van boer en consument versus dier en natuur, tussen platteland versus stad en tussen rechts en wat “linkse hobby’s” worden genoemd, zoals milieu- en klimaatmaatregelen.

Uiteraard wordt de laatste tegenstelling gretig opgepakt door een belangrijk deel van links, dat zich verzet tegen de opkomst van extreemrechts in wat in de westerse samenleving inmiddels als een behoorlijk opgelaaide cultuuroorlog kan gelden. Zoals boven uitgelegd is er eigenlijk – in principe – geen tegenstelling tussen boeren, hun methoden van protest enerzijds en progressief of radicaal-links anderzijds. Vaak reageert men op de radicale elementen binnen de boerenbeweging en schiet men, zonder al te veel na te denken, direct in de loopgraven. [4]

Natuurlijk is een standaard politiek probleem voor natuur-liefhebbend links dat het boerenleven en het platteland bekend staan om hun behoudzucht. Landbezitters en plattelanders zijn meer dan gemiddeld conservatief, want tegen progressieve en stadse inbreuken op landelijke bezittingen en het goede, traditionele leven. Hoewel de boeren (door middel van massieve financiële prikkels) rijp zijn gemaakt voor kapitaalintensieve landbouw, regeert angst voor vernieuwing. In de economische psychologie wordt zoiets risk and change aversity genoemd.

Die angst kan gemakkelijk gekapitaliseerd worden door kapitaalbelangen. De banken, de agribusiness, de verwerkende industrie, de tussenhandelaren, de supermarkten; niemand heeft belang bij een kleinere veestapel of minder gebruik van agri-technologie. Door middel van propaganda, desinformatie [5] en zelfs een heuse astroturf [6] partij in het parlement, de BBB, wordt misplaatste romantiek over bedreigd landelijk leven – volkomen tegengesteld aan wat kapitaalintensief boeren werkelijk is – in stelling gezet als bastion tegen noodzakelijke verandering.

Oud rechts, VVD en CDA, opteren van oudsher voor de ondernemersgeest van de hele sector en behoud van “de internationale concurrentiepositie” [7]. Nieuw Rechts sluit zich aan vanwege de haat voor alles wat naar links riekt en de reactionaire voorliefde voor een oud, wit en idyllisch verleden dat feitelijk nooit heeft bestaan.

Zelfs bij de onderklasse vindt het geluid van de conservatieve bedrijfsgeleide lobby weerklank. In een kringlooplandbouw worden “kosten” namelijk niet verplaatst naar dier en milieu, maar in de prijs van het product ingecalculeerd. De boodschap is simpel, maar lastig: de consument zal meer moeten gaan betalen. Dat vinden mensen die nu al in de financiële problemen zitten en met torenhoge kosten voor eerste levensbehoeften worden geconfronteerd, uiteraard geen prettig vooruitzicht.

Dat betekent dat gekoppeld aan transitie vanuit links perspectief ook een programma van herverdeling nodig is om de minder draagkrachtigen, die nu afhankelijk zijn van producten als kilo-knallers, niet te laten zitten. Zonder zo’n programma bestaat er geen oplossing voor de huidige tegenstelling die bestaat tussen consument, die lage prijzen gewend is, en de natuur en de dieren die de kosten daarvoor moeten opbrengen. Dat is een lastig probleem in een neoliberale sfeer waarin we steeds dieper ingekapseld zijn, en ook partijen die ooit links zeiden te zijn, weinig geven om de laagste inkomensgroepen.

Wat links zou kunnen doen

De door VVD/CDA/D66 gedomineerde neoliberale overheid werkt dus niet mee om een transitie eenvoudiger te maken. Typerend voor deze overheid is alleen einddoelen te stellen en het bereiken daarvan te reguleren “via marktwerking” door middel van het uitdelen van financiële prikkels. Een prima recept om weerstand te creëren, zoals blijkt uit de enorme onrust en verontwaardiging die bijvoorbeeld de stikstof-emissiereductiekaart nu heeft veroorzaakt [8].

Daarom moet, ten eerste, buitenparlementaire druk op overheidsbeleid worden gelegd, zodat een verantwoordelijk, betrouwbaar, voorspelbaar, faciliterend en coherent plan de campagne voor transitie kan worden ontworpen, dat ook perspectief voor boeren biedt. Binnen de Tweede Kamer zit PvdD wat dat betreft al op dat goede spoor, maar dat is uiteraard maar een kleine fractie.

Uiteraard is het vooral zaak niet op de politiek te wachten, er ook niet veel van te verwachten en initiatieven van onderop te ondersteunen. Een belangrijk initiatief is bijvoorbeeld dat van de Caring Farmers, een samenwerkingsverband van natuurinclusieve boeren en andere stakeholders. Zij hebben ook met andere initiatieven, die gezamenlijk zo’n 2500 boeren vertegenwoordigen, het Groenboerenplan uitgebracht en aan de regering aangeboden.  Hard nodig, aangezien het regeerakkoord zelf niets inhoudelijks te melden heeft.


Een gezonde bodem is een levende bodem. Kunstmestgebruik, inzaaien van Engels raaigras en andere bewerkingsmethoden van de kapitaalintensieve veeteelt zorgen in veel gevallen voor een dode bodem waarop alleen nog eiwitrijk melkvee voedsel groeit. Ook op de bodem is dan weinig ander leven, bijvoorbeeld de weidevogel, te bespeuren.

In de derde plaats moet verzet worden gepleegd waar dat thuishoort. Je op de socials vanuit gemakzuchtige reflexen in een cultuuroorlog laten trekken, is niet erg productief. Bovendien is er een groot verschil tussen de meeste boeren die het met dit overheidsbeleid ook niet meer weten en de radicale fractie die naar obstructie van elke transitie neigt.

Het stikstofprobleem is eigenlijk slechts een metafoor voor een veel grotere kwestie, namelijk die van de totalitaire controle van het kapitalistische productiemodel, inclusief over ons natuurbeleid. De politiek gewenste druk van de wereldmarkt, die vanuit neoliberale ideologie wordt aangewakkerd, en de monopolisering rond het meedogenloze streven naar winst dat daarmee wordt georganiseerd, geven druk op de boer, die het weer moet verhalen op land en vee.

De keten van investering, productie, distributie en consumptie wordt in dit systeem voornamelijk bepaald door supranationale organisaties, tech-bedrijven, private banken, toeleveranciers, tussenhandelaren en retailers. Zij spannen zo een sfeer op van Big Organizational Society, die als een machtig bolwerk tussen boer en burger in staat.

Verzet is dus nodig, waarbij met name in het achterhoofd de grote kwestie van zeggenschap moet worden gehouden; zeggenschap over hoe we hulpbronnen gebruiken, maar ook over hoe we investeringen aanwenden, welke distributiekanalen we toepassen en welke (her)verdeling van consumptie rechtvaardig is. Het huidige systeem heeft feitelijk weinig met democratische zeggenschap te maken en juist daar zit het aanknopingspunt voor verzet.

Ironisch genoeg is de Boer Burger Beweging feitelijk de vertegenwoordiger van die grote kapitaalbelangen en niet van realistisch boeren noch van de burger, noch van die burger in zijn beperkte rol als consument. Boeren, als kleine familieonderneming, zouden juist heel goed passen in een links programma voor vrijheid, kleinschaligheid en lijfsbehoud. Helaas maken ingegraven posities rond veelal onnodige scheidslijnen, aangewakkerd door de boosaardige ultrarechtse storm die over ons werelddeel woedt, het er niet gemakkelijker op.

Natuurlijk moet allereerst pragmatisch te werk worden gegaan, met name door zelf kleinschaligheid te (helpen) organiseren. Vooral moet niet uit het oog worden verloren dat links niet anti-boer is, integendeel. Links is vóór de boer, zodra die noodzakelijkerwijs anders gaat boeren. Daarmee moeten we hen helpen. Dat begint er mee de vrees van boeren serieus te nemen en ze bij te staan zich te bevrijden uit de klauwen van prikkelbureaucratieën, mega-bedrijven en rattenvangers.

Noten:

[1] De ultrarechtse wetenschapper Eva Vlaardingerbroek sprak in de Tucker Carslon show, een veel bekeken alt-right mediakanaal uit de VS. Zij zette de boeren neer als een soort van vertegenwoordigers van de nieuwe golf van reactionaire protesten voor vrijheid in lijn met de Canadese vrachtwagenchauffeurs en antivaxers. Haar bizarre framing sluit naadloos aan op de “omvolkingstheorie”.

[2] In Nederland gaat de biodiversiteit het hardst achteruit van heel Europa. Biodiversiteit is belangrijk. Een levensvatbare, sterke ecologie is een ecologie met veel diversiteit, waarin de natuur eventuele shocks adequaat kan opvangen. Mestoverschotten worden overigens al sinds de jaren 60 gezien als probleem, maar binnen Europees landbouwbeleid stelselmatig genegeerd.

[3] De huidige neoliberale orde gaat ervan uit, bij het verstrekken van leningen aan arme landen (via het IMF), dat economische groei voornamelijk mogelijk is door landbouw- en veeteeltproducten die relatief veel opbrengen op de wereldmarkt (“cash-crops”), te exporteren naar koopkrachtige markten (“export-led growth model”).

[4] Enerzijds verschijnen regelmatig oproepen aan de linkerkant om de politie op de boeren in te laten slaan. Maar anderzijds is juist duidelijk te zien dat er groot verschil wordt gemaakt tussen behandeling van protesten die verschillende vormen van zelfbehoud vertegenwoordigen. De boeren – voornamelijk de spreekwoordelijke vertegenwoordiging van de hardwerkende witte man die voor eigen lijf en haard vecht – versus Extinction Rebellion, die voor behoud van de hele planeet vecht. Dat laatste is kennelijk een veel lastiger te consumeren verhaal. Ook de politie kiest partij in de cultuuroorlog, vanzelfsprekend voor de reactionaire kant.

[5] Er wordt veel desinformatie over stikstof verspreid, zie bijvoorbeeld hier en hier.

[6] Een astroturf (nep-gras) “beweging” is de tegenhanger van de grassroots beweging, een politiek bewuste beweging van onderop, organisch gevormd door burgers. Astroturfing wordt vnl ontworpen door pr-bureaus in opdracht van bedrijfs- en/of overheidsbelangen. De BBB is een schoolvoorbeeld, zie bijvoorbeeld hier.

[7] Cynisch genoeg is het aantal megastallen in Nederland is in de afgelopen vijf jaar toegenomen, blijkt uit cijfers van onderzoeksinstituut Wageningen Environmental Research (WENR). In 2021 telde ons land 999 megastallen, bijna een kwart meer dan de 801 stallen in 2017. De WENR voerde het onderzoek uit in opdracht van dierenwelzijnsorganisatie Wakker Dier. Directeur Anne Hilhorst van Wakker Dier zegt zich zorgen te maken om de stijging van het aantal megastallen. “De schaalvergroting en intensivering van de veehouderij zet alsmaar door. Het wordt echt tijd om paal en perk te stellen”, aldus Hilhorst. Megastallen verhogen de risico’s bij brand of ziektes, stelt Wakker Dier. “Bovendien dragen megastallen bij aan de neerwaartse spiraal van minder boeren en minder aandacht voor individuele dieren.”

[8] De stikstofreductie kaart is een kaart van Nederland waarop voor elk gebied wordt aangegeven hoeveel procent reductie van stikstof uitstoot gewenst is. Van een boer in de buurt van een zogenaamde Natura2000 natuurgebied kan zo 70% reductie worden geëist. Daarvoor zal hij zijn veestapel drastisch moeten verkleinen. De uitvoering van het beleid, inclusief overleg over eventuele vrijstellingen, zal op Provinciaal niveau plaats vinden.

Abonneer
Laat het weten als er

*

1 Reactie
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Richard Beek
1 jaar geleden

Een goed verhelderend verhaal en het is mij onbegrijpelijk dat men gewoon niet rustig kan afschalen maar alles altijd rechtlijnig bij iedereen zo snel mogelijk door de strot wil duwen. Hetzelfde vind je bij het elektrificeren van het wagenpark zonder de randvoorwaarden die noodzakelijk zijn eerst op orde te brengen. In 1 dag structuren veranderen die tientallen jaren zijn opgebouwd is vragen om problemen.