Jarmo en Arthur Berkhout, activisten van de nieuwe generatie, verklaren in hun nieuwe boek de dwingende neoliberale slogan There Is No Alternative dood. Ondertussen is de erfenis van opstapelende existentiële crises urgent genoeg om de moed op te brengen naar radicale verandering te streven.
Aan hun slogans, ook al lijken ze nog zo simpel, kun je vaak de generatie activisten herkennen. Onlangs zag ik een sticker met een tekening van onze aarde, waaruit de vlammen slaan, in de vorm van een smiley met een triest gezicht. Onder die tekening de tekst “Give a fuck”. De herinnering aan die sticker is één van de eerste gedachten die opkomt als ik de titel van het recent verschenen boek “Anti-nihilisme; engagement voor de 21ste eeuw” voor ogen krijg. Een simpel plaatje en drie woorden vatten eigenlijk heel aardig de urgentie samen die de tweelingbroers Jarmo en Arthur Berkhout in het boek een gedegen politiek-filosofische onderbouwing geven.
Uitgangspunt van het boek is dat we toeleven naar een tijd van directe existentiële dreiging. Het neoliberalisme zet ons met zijn machine van oneindige groei en sociale desintegratie onherroepelijk op een koers van uitsterven. Klimaat-catastrofes, pandemieën, oorlog, ontworteling, uitputting; zij zijn allen onmiskenbaar verbonden aan de gewelddadige expansie van een systeem dat steeds dieper doordringt tot in de poriën van ons bestaan.
De wereld staat in brand, maar een nieuw perspectief kan altijd aan de horizon verschijnen. Waar de zieners van de macht zich in al hun nihilisme ooit nog konden bedienen van het in steen gebeitelde adagium There Is No Alternative, is inmiddels voor steeds meer mensen duidelijk dat het systeem vastloopt in het eigen falen. Het is nu alleen wel een halszaak geworden om te komen tot, zoals de schrijvers het noemen, een “andere praktijk van het mens-zijn”. Willen we overleven, dan zal onze manier van leven fundamenteel moeten veranderen. De mens is ook niet af, klaar, vervolmaakt. Noch diens sociale structuren. Hoe graag de hogepriesters van het neoliberalisme ons dat willen doen laten geloven.
Het interessante van het pleidooi van de broers Berkhout voor een nieuw engagement is dat zij hun verhaal stevig ankeren in een historisch bewustzijn. De schrijvers citeren daarvoor bijvoorbeeld de vooroorlogse schrijver Walter Benjamin, die zijn eigen motivatie al prachtig omschreef als “het wreken van diegenen die vóór ons kwamen en wier leven en strijd zijn onderdrukt door diezelfden die nog steeds aan de macht zijn”.
Door het hele werk kunnen dan ook de echo’s van de in slogans verpakte ideeën worden gevonden die het activisme van eerdere generaties vorm gaven. Van bijvoorbeeld “De verbeelding aan de macht”, “Eis het onmogelijke” en “Grenzen aan de groei” uit de 60er en 70er jaren tot “Think globally, act locally”, “Another world is possible” en “Reclaim the streets” van de Occupy beweging en hun voorgangers uit de jaren 90 en de zero’s.
Nieuw binnen het activisme van de huidige generatie is een duidelijke verschuiving naar speerpunten als klimaat, gender, institutionele dekolonisatie en migratie. Ook al ondersteunen de schrijvers hun argument met talloze bronnen van linkse denkers uit het verleden, die verschuiving is zichtbaar in de volle aandacht die zij geven aan zwarte en vrouwelijke schrijvers. Die inclusiviteit is een sterk punt van het boek.
Een omissie die wel sterk gevoeld wordt, is het thema “vrede” en nucleaire dreiging – op dit moment zeer actueel en misschien nog wel het meest dringend. De vredesbeweging was ooit het hart van verzet tegen het expansieve kapitalisme (van welke precieze aard ook), maar lijkt onder de nieuwe generatie activisten haast non-existent.
Grenzen
In het eerste deel van hun betoog gebruiken de schrijvers de grenspolitiek van de Europese Unie als voorbeeld hoe het neoliberale mobiliteitsregime vrijheden vertrapt en in een oogwenk van mensen, migranten in dit geval, rechteloze wezens kan maken. Kampen, als intern afgebakende ruimten zonder rechten, zijn zeker niet alleen een kenmerk van de standaard totalitaire maatschappijen.
Aan staatsgrenzen wordt voornamelijk De Ander, de niet-burger aangewezen. De bittere conclusie luidt dan ook dat universele mensenrechten in de praktijk eigenlijk gelijk staan aan particuliere burgerrechten, rechten die door de staat alleen voor haar eigen onderdanen worden gegarandeerd. Om tot nieuwe, rechtvaardigere gemeenschapsvormen te komen, zal de verhouding ingezetene – vreemdeling radicaal moeten veranderen, vinden de broers Berkhout.
De staat als gemeenschapsvorm beperkt per definitie de vrijheid van bewegen en kent exclusieve rechten toe naar eigen goeddunken. Ook de neoliberale staat, die zich voorstaat op alle vrijheden die zij zegt te leveren, maar feitelijk mensen steeds vaker gebonden houdt aan onleefbare gebieden.
De rijken kunnen die wereld wel verlaten, op z’n minst binnen hun afgeschermde en ommuurde gemeenschappen of anders door naar hun speciaal ontworpen overzeese vrijhavens te migreren. Misschien kunnen zij later zelfs wel met behulp van de ruimtevaart van de aarde af, nadat ze hebben meegeholpen er een rokende puinhoop van te maken. Atomisering, het fenomeen dat het neoliberalisme onderscheidt van de eerdere vorm van kapitalisme (het Fordisme), leidt onmiskenbaar tot de weigering verantwoordelijkheid te dragen en de wereld als een gedeelde plek te zien.
Dat geldt overigens niet alleen voor de rijksten onder ons. De schrijvers volgen de juiste constatering dat het neoliberalisme erin is geslaagd een deel van ideeën achter de jaren zestig beweging te kapen. Los komen van benauwende regenteske structuren en zelfontplooiing bleken gemakkelijk om te zetten in een vrijheidsbegrip dat slechts voorstelde dat je met behulp van zorgeloze consumptie je eigen identiteit kon kopen op de markt.
In die zin is Willem Engel het vleesgeworden voorbeeld. De dans-goeroe, middelpunt van spirituele navelstaarders, viert vrijheid als een vrijheid van elke beperking die verantwoordelijkheid voor de kwetsbare medemens met zich mee brengt. Ook Willem Engel behoort daarmee tot “de wereld verlaters” die onderdeel zijn van het probleem.
Geloof in de vooruitgang
Er is niets dat ons zo serieus beperkt op onze weg naar een gezondere, levensvatbare toekomst als het geloof in staat, vrije markt en, niet in de laatste plaats, door wetenschappelijke innovatie aangedreven vooruitgang. De vooruitgangsfilosofie is namelijk de ideologische motor achter de idee van oneindige economische groei als weg naar een betere toekomst voor iedereen en een politiek die, in dienst daarvan, voornamelijk bezig is met het formuleren van technische oplossingen voor wezenlijke problemen.
Feitelijk opereert het systeem op basis van de simpele vergelijking vooruitgang = welvaartsgroei = economische groei. Technologische overheersing van de natuur is daarvoor één van de noodzakelijke voorwaarden. Maar, zo beargumenteren de schrijvers, deze “ideology of plunder” leidt niet alleen tot exploitatie van de natuur op een wijze die de aarde nooit kan dragen, maar is onvermijdelijk ook verbonden aan de overheersing van mens over mens. De technocratie vernietigt elke vorm van individualisme – behalve dan het maken van (gemanipuleerde) beslissingen op de markt op basis van je koopkracht.
Probleemoplossing via de technocratische weg leidt slechts tot finetuning van de machine die meer van hetzelfde produceert. Moreel consumeren of groen kapitalisme zijn manifestaties van een vooruitgangsgeloof dat weigert acht te slaan op de interne dynamiek van het systeem en ons zo ervan weerhoudt daarop een radicaal antwoord te geven. Het zijn strategieën die, in de woorden van de broers Berkhout, leiden tot consumentistische schijnoplossingen en ineffectief moreel handelen.
Vooruitgangsdenken schraagt slechts individuele routes. Zo houdt het fundamentele revoluties tegen in de manier waarop we gezamenlijk ons mens-zijn vorm zouden kunnen geven. Dat vasthouden aan die weg ons naar de ondergang van de wereld voert, maar nog steeds niet naar die van het systeem, is de tragiek van de mensheid. Verzet en radicale verandering zijn inmiddels pure noodzaak. Het proces van revolutie zal uiteindelijk, in de woorden van Walter Benjamin, een poging zijn van mensen die aan de noodrem trekken.
Screw us and we multiply?
Het verhaal en het programma dat het impliceert, zijn niet nieuw. De oplossingsrichting neigt naar bekende concepten, zoals een einde aan private controle over economische hulpbronnen en andere grenzen van exclusiviteit door middel van collectivisering en democratisering. Daar hoort een sociaal vrijheidsbegrip bij, een besef dat naast bescherming van lijf en leden er ook zoiets bestaat als een vrijheid voor iederéén om zich politiek te kunnen ontplooien. Vrijheid is zo gezamenlijk in alle politieke gelijkheid de ruimte kunnen innemen voor het sociale experiment dat verantwoordelijkheid in zich draagt voor al wat leeft. Zonder blauwdruk, zonder hiërarchie, zonder grenzen.
Toebehoren aan een politieke gemeenschap hangt ook zeker niet van de staat af. Een politieke gemeenschap kan voorbij grenzen gaan en zichzelf vormen naar de sociale en politieke doeleinden die gezamenlijk gedeeld kunnen worden. Omdat binnen de grenzen de democratie ook steeds verder haar aftocht blaast, ontstaat een conditie die een nieuwe soort mondiale solidariteit kan opleveren om die nieuwe gemeenschapsvormen na te streven. We zijn allemaal – de één natuurlijk meer dan de ander – gedesoriënteerd, ontworteld en rechteloos in een wereld die gedomineerd wordt door bedrijfsgeleide mondialisering.
De nieuwe generatie activisten is zich opnieuw aan het uitvinden. Het boek biedt een eigen argumentatie met inbegrip van een keur aan nieuwe bronnen die de diversiteit van de protestbeweging weerspiegelen. Het is de stem van de generatie van Extinction Rebellion, van dekoloniseer het onderwijs en van black lives matter. De analyse is juist, de oplossingsrichting ook. Maar gelijk hebben, is nog niet gelijk krijgen.
Het optimisme van de broers is moedig, gezien de huidige politieke toestand. De sleutel naar een levensvatbaar bestaan zal gevonden moeten worden in zelfbeperking, in de idee dat wat allemaal kan, niet altijd verstandig is ook te doen. Maar wat de corona-periode ons leert, is dat de groep aanhangers van het narcistische vrijheidsprincipe, dat vooral draait om ongeremd consumeren, met de dag groeit.
Actiefste verzetsplegers zijn op dit moment zij die eigenlijk verbonden zijn aan conservatieve kapitaal-facties: klimaatverandering-ontkenners (de fossiele energie industrie), boerenprotest en aanhangers (de kapitaalintensieve landbouw en veeteelt), corona-ontkenners (de Horeca, evenement-, entertainment-, en andere massaconsumptie-gerelateerde industrieën).
Zij zeggen tegen de “globalistische elite” te zijn, een almachtige entiteit verborgen in het duister voor wie ze naar wens iedereen die hun weerzin opwekt, kunnen invullen. In werkelijkheid volgen ze een agenda die de meest onhoudbare industrieën en de rijke sociale lagen die daaraan gekoppeld zijn, goed uitkomt.
Het is de voorbode van een harde rechts-autoritaire golf die over de wereld spoelt, een wat meer macabere verdedigingslinie dan groen consumeren het systeem biedt. De noodrem van Walter Benjamin zou misschien eerst wel eens een anti-fascistische moeten zijn.
Hector Reban
titel: Anti-nihilisme; engagement in de 21ste eeuw
auteurs: Jarmo en Arthur Berkhout
uitgave: 198 pagina’s, paperback, september 2022
uitgever: Pluim
prijs: € 24,99