Linkse partijen en bewegingen balen en falen!
De overwinning van radicaal rechts afgelopen zondag in Italië is de zoveelste overwinning voor rechts en de zoveelste smadelijke nederlaag van linkse partijen. Na Oostenrijk en Zweden, de nipte nederlaag in de VS van Trump, Brazilië en niet te vergeten Oost Europa en Poetin-Rusland wendt ook de Italiaanse kiezer zich tot radicaal rechts. Ook de laatste verkiezingen in Engeland werden een winst voor rechts. Het eerste wat de meeste van deze partijen doen is het verlagen van de belasting van de rijken en welgestelden en het privatiseren van algemene Nutsbedrijven. Een politiek die duidelijk nadelig is voor de minderbedeelden in de samenleving. Toch stemmen relatief veel van deze mensen op radicaal- en extreem rechtse partijen. Ook waar deze rechtse partijen nog geen absolute macht hebben zoals in België, Frankrijk, Duitsland en Nederland groeit hun invloed. Rara hoe kan dat. Hieronder een verklaring.
De Linkse Beweging (het totaal aan politieke partijen, vakbonden en actiegroepen alsmede linkse journalisten en wetenschappers) zag en ziet het als haar taak te strijden tegen sociaaleconomische en daaraan gekoppelde culturele onderdrukking wegens huidskleur, sexe en sexuele geaardheid. Van oudsher spitste die strijd zich toe op de emancipatie van de arbeidersklasse. Naarmate de strijd van de linkse beweging succesvol was en hun acties tot de naoorlogse verzorgingsstaat leidde in Nederland, kwamen ook andere vormen van onderdrukking in zicht.
De strijd tegen kolonialisme en mondiale armoede vanaf eind jaren vijftig gevolgd door de strijd tegen racisme die uitmondde in de antiapartheidsbeweging en de steun aan de burgerrechtenbeweging van Martin Luther King in de VS.
Bij het ontstaan van de vrouwenbeweging in Nederland, eind jaren zestig, werd ook de strijd tegen achterstelling van vrouwen een belangrijk actiethema.
Al deze vormen van achterstelling werden door Links gezien als onderdelen van de bestaande sociaaleconomische onderdrukking door het op winst gerichte kapitalistisch systeem waar vooral de bovenlaag van profiteerde. Racisme, seksisme en discriminatie op welk gebied dan ook werd en wordt gebruikt ten gunste van de bestaande sociaaleconomische onderdrukking.
Joop den Uyl en Wim Kok, 1986.
De linkse eensgezindheid om al deze vormen van onderdrukking aan te pakken kwam tot uiting in de vorming van het meest linkse naoorlogse kabinet Den Uyl (1973-1977). Het doel van dit kabinet, zo schreef Den Uyl, is te komen tot een “internationale rechtvaardige verdeling van kennis, macht en inkomen”. Helaas kon Den Uyl dat niet waarmaken. Het CDA, destijds in wording, plus delen van de PvdA maakten een eind aan dit kabinet en vervolgens kregen we tot de jaren negentig een reeks rechtse- en centrumrechtse kabinetten die zich vooral bezig hielden met de afbraak van de verzorgingsstaat en het privatiseren van Nutsbedrijven. Als de PvdA eindelijk weer een rol van betekenis krijgt in de twee kabinetten Kok (1994-2002) maakt de PvdA-er Wim Kok direct een eind aan de sociaaldemocratie. In de Den Uyl lezing van December 1995 verklaart Kok dat de PvdA geen sociaaldemocratische partij meer kan zijn, want de weg naar het politieke midden is onontkoombaar. Hij eindigde, tot ontsteltenis van vele leden, zijn lezing met de woorden “Het afschudden van ideologische veren is een bevrijdende ervaring”.
Het begin van de identiteitspolitiek
De keuze van Kok voor het politieke midden betekende ook een keuze voor de upper – middle class en het loslaten van een ideologie die een eind kon maken aan de sociaaleconomische onderdrukking van de armere klasse. De middenklasse en dan met name het meer welvarende deel van deze klasse werd de groep waar de PvdA zich bij verkiezingen op ging richten. De andere linkse partijen bleken niet in staat de leegte die de PvdA achter liet op te vullen. Kortom, met het loslaten van een socialistische c.q. sociaaldemocratische visie verbrokkelde de linkse beweging tot een reeks groepen die, los van een progressieve toekomstvisie, elk voor zich zelf opkwam. Tegelijkertijd ontwikkelde zich binnen de groep lager en laagst betaalde arbeiders en binnen delen van de in onzekerheid gebrachte lagere middenklasse een groot onbehagen. Men voelde zich terecht in de steek gelaten en de woede die dit teweeg bracht richtte zich tegen veranderingen die – soms wel en soms niet – door overheid of pressiegroepen noodzakelijk geacht werden. Rechtse partijen speelden in op dit onbehagen door in verkiezingen de gewone man, de hard werkende Nederlander of het volk te stellen tegenover wat genoemd werd de linkse elite. Maar ook de linkse beweging al dan niet elitair, speelde bewust of onbewust dit spel mee.
Door het op een overhaaste wijze promoten van gender neutrale toiletten, speelgoed en kleuterkleding en het vervangen van de aanspreektitel ‘Dames en Heren’ door het neutrale ‘hallo mensen’ te presenteren als toppunten van progressief beleid, groeide het bestaande onbehagen. Het is niet zo dat laag opgeleide en economisch zwakke groepen per se tegen bovenstaande ideeën zijn, het is meer de constatering dat dit blijkbaar de prioritaire thema’s zijn van het huidige Links. Het negeren van de traditionele achterban van de sociaaldemocratische partij zorgt ervoor dat deze achterban kiest voor partijen die in campagnes hoog opgeven over hun solidariteit met het ‘gewone’ volk.
Hele straten in de grote steden waar je in de jaren 70 altijd verkiezingsborden zag van CPN en Partij van de Arbeid, veranderden in straten met borden voor een radicaal rechtse partij ( eerst Fortuyn, later Wilders). Het wantrouwen jegens de PvdA kwam overduidelijk naar voren toen lijsttrekker Wouter Bos aanhangers van Fortuyn aansprak in een café in Rotterdam. Na al hun klachten aangehoord te hebben vroeg hij “en denken jullie nou dat Pim Fortuyn dat oplost ?” Wel nee was het antwoord maar hij begrijpt in ieder geval waar we het over hebben.
In de gerechtvaardigde antiracisme strijd komt de verdeeldheid van Links wel op een bijzondere wijze naar voren. Een bepaald deel van de antiracisme activisten wijst solidariteit van witte Nederlanders af. Sterker nog, als zij zich willen aansluiten bij die strijd of zich alleen maar solidair verklaren wordt hen “white supremacy” oftewel blanke overheersing en witte bevoogding verweten. Gezien de gezamenlijke strijd van wit en zwart in de antiapartheidsbeweging in Nederland en in de strijd tegen racisme door de burgerrechtenbeweging in de VS, is dit verwijt van witte bevoogding onzinnig.
De verbrokkeling van de Linkse beweging heeft er jammer genoeg toe geleid dat er tientallen ‘linksachtige’ actiegroepen en bewegingen zijn ontstaan die elk vooral voor zichzelf opkomen. Het is een ‘eigen groep eerst’ strategie die meer past bij het neoliberale dan in het socialistische of sociaaldemocratische denken.
Tweede keuze of tweede rang?
Ik noem deze identiteitspolitiek bewust tweede keus en niet tweede rang. Tweede rang zou betekenen dat de strijd tegen racisme, seksisme, discriminatie en andere misstanden minder belangrijk zou zijn. Tweede keus echter, in de Engelse taal beter geformuleerd als second best, geeft aan dat je de eerste keus, namelijk de strijd voor een drastische hervorming of vervanging van het huidige neoliberale systeem ontwijkt.
Je kiest dan voor verbetering op onderdelen en laat de grondoorzaak van de onderdrukking ongemoeid.
Dat kan op korte termijn leiden tot successen op deelgebieden, maar leidt er uiteindelijk toe dat de kloof tussen hoog opgeleide, cultureel bewuste mensen en laag opgeleide sociaaleconomische onderdrukte mensen groeit en daarmee neemt ook het politieke draagvlak voor het accepteren van de politieke successen op deelgebieden af.
Hillary Clinton noemde de aanhang van Trump “deplorables”, vrij vertaald miserabele loosers c.q. nuttelozen en daarmee hielp ze Trump aan een overwinning. Een zelfde gevoel hebben veel laag opgeleide en laag betaalde Nederlanders op dit ogenblik.
Linkse voormannen en vrouwen spreken niet meer hun taal.
Rechtse voorlieden doen dat wel, althans zo komt het over.
Trump kan voor Nederland en voor heel Europa een waarschuwing zijn. Als met name de ooit grootste volkspartij, de PvdA, geen kans ziet om opnieuw een verbond aan te gaan met haar gewezen traditionele achterban (en dat is meer dan lippendienst bewijzen) dan zal haar voormalige achterban steeds vaker kiezen voor populistische rechtse partijen.
Het ontbreken van een politieke visie gericht op een ‘internationaal rechtvaardige verdeling van kennis, macht en inkomen’ en het negeren van grote groepen mensen die buiten hun wil economisch achterblijven als gevolg van de onstuitbare globalisering en de snel opkomende robotisering, leidt tot permanente en in veel gevallen terechte woede bij de achterblijvers. Voorkomen moet worden dat we ooit alleen nog kunnen kiezen tussen neoliberaal rechts, radicaal rechts en extreem rechts. Progressieve veranderingen op het gebied van seksisme, racisme en discriminatie zullen alleen dan een vaste plaats veroveren in de maatschappij als deze veranderingen gekoppeld worden aan de strijd tegen het neoliberale denken en vóór sociaaleconomische hervormingen en zij zal gelijk op moeten gaan met een ongeduldig en onophoudelijk streven naar rechtvaardige verhoudingen van de gehele wereldsamenleving.
Hans Beerends