In September 2022 kwam een belangrijk boek uit namelijk “Anti-nihilisme; engagement in de 21e eeuw” geschreven door de gebroeders Arthur en Jarmo Berkhout, twee jonge filosofen (uitgeverij Pluim). In dit boek keren zij zich tegen het nihilistisch neoliberale denken en kiezen zij voor wat zij noemen: “een nieuwe praktijk van het mens zijn“. Met andere woorden een ontsnapping uit een mentaliteitsvisie gebaseerd op alsmaar doorgaande economische groei waarbij de mens gereduceerd is tot niet meer dan een consument
Nu zijn er de laatste jaren veel artikelen en boeken verschenen over dit onderwerp maar veelal werden deze geschriften genegeerd en de inhoud gerelativeerd. Van dit boek echter verschenen, nog geen paar weken na de uitgave, uitgebreide recensies in Ravage webzine (door Hector Reban), in Het Parool, Vrij Nederland en in het Filosofie Magazine. Dat betekent dat de inhoud aanslaat, dat de kritiek op het huidige economische denken algemeen is en dat mensen genoeg hebben van het falende overheidsbeleid op het gebied van huisvesting, klimaat, milieu, onderwijs, zorg, jeugdproblematiek, stikstof en de toenemende kloof tussen arm en rijk. Nou is er veel verwarring over het begrip neoliberalisme vandaar een kort overzicht.
Sociaaldemocratie, liberalisme en neoliberalisme
De politieke tegenstelling bestond, met name na 1945 in een economie ten behoeve van de gehele gemeenschap het zogeheten ‘Verzorgingsstaatkapialisme’ voorgestaan door sociaaldemocratische partijen op basis van de visie van econoom John Mainard Keynes (1883-1946) en het op het individu gerichte ‘vrije markt kapitalisme’ voorgestaan door liberale partijen op basis van de visie van de peetvader van de economie Adam Smith (1723-1790). Waar Smith vertrouwen had in de totstandkoming van een evenwichtige balans tussen bedrijfswinst, arbeidsloon en prijs, als gevolg van de “onzichtbare hand van de vrije markt”, constateerde Keynes begin 20e eeuw dat die ‘onzichtbare hand’ niet voorkwam dat arbeiders in volstrekte armoede leefden en dat financiële speculaties crisissen veroorzaakten. Daarom adviseerde hij regeringen om het economisch roer in eigen hand te houden, algemene Nutsbedrijven te beheren en via overheidsverzekeringen op het gebied van ziekte, werkeloosheid, invaliditeit en ouderdom een evenwichtige economie te garanderen.
Dit systeem werd na 1945 door de sociaaldemocratische partij (PvdA), gevolgd door de christendemocraten omarmd en door de liberalen gedoogd. Tot midden jaren zeventig –de wederopbouwjaren– werd dit systeem ten volle uitgevoerd. Daarna tot eind jaren tachtig neemt de liberale invloed toe en werd het systeem afgezwakt, uitkeringen naar beneden bijgesteld en sociale overheidsinterventie verminderd
In de jaren tachtig, met name na de val van de muur in 1989, krijgt een nieuwe vorm van liberalisme, het neoliberalisme, de wind mee. De Noord-Amerikaanse econoom Milton Friedman (1912-2006) achtte sociale staatsinterventies, storende factoren in het proces van economische groei. Een bedrijf, zo stelde hij, is in principe gericht op winst maken en is alleen verantwoording schuldig aan haar aandeelhouders.
Was de klassieke liberaal in principe nog de neutrale waarnemer van een autonoom economisch proces, de neoliberaal ging als staat rechtstreeks ingrijpen; dit keer niet ten bate van de gemeenschap maar ten faveure van het bedrijfsleven. De adviezen van Friedman werd in die jaren overgenomen door regeringsleiders als Margaret Tatcher, Ronald Reagan en de Chileense dictator Pinochet. Zijn visie leidde tot verhoging van economische groei. De baten van deze groei kwam echter praktisch volledig ten goede aan een smalle rijke bovenlaag.
De pretentie dat ook de armen uiteindelijk zouden profiteren van de groei door het naar beneden sijpelen van welvaart –in economisch jargon het trickle down effect- is nooit waar gemaakt. In Tegendeel de kloof tussen arm en rijk is gigantisch gegroeid. Wellicht dat enkele arme landen die nog in het begin stonden van economische groei profiteerden van een hoger BNP, maar dan nog moet een eerlijker verdeling van de baten meestal nog komen. Niet alleen de heersende bovenlaag denkt eenzijdig economisch, ook de oppositie ziet zich gedwongen zo te denken. Als een aantal jaren terug de cultuursector en de hulp aan arme landen geconfronteerd wordt met grote bezuinigingen, reageert zij niet door te wijzen op de intrinsieke waarde van deze sectoren maar wijst zij op haar economisch nut.
Voor steeds meer onafhankelijke economen, zelfs van liberale huize, ontstaat het inzicht dat het neoliberale beleid economisch mislukt is. In feite betekende de financiële crisis van 2008, veroorzaakt door speculatie op de huizenmarkt, het einde van dit systeem.
Nou is het neoliberale denken wel dominant maar zij heeft zeker niet een denkmonopolie. Al minstens 50 jaar strijdt de milieubeweging en de beweging tegen mondiale armoede voor een ander beleid. Ook vele kerkleiders en theologen hebben de christelijke boodschap van “een mens leeft niet van brood alleen” vertaalt in politieke druk op regering en bedrijfsleven om te gaan werken aan een duurzame en sociaal rechtvaardige samenleving .
Kantelpunt
Verheugend en hoopvol is het feit dat de roep om een einde te maken aan het neoliberale denken en ons weer te concentreren op menswaardig leven, alom klinkt. De beide filosofen verwoorden deze wens in hun eindconclusie en stellen dat we thans “Primair produceren omwille van de creatie van economische waarde, en pas in de tweede instantie omwille van de menselijke behoeftes”. Volgens deze schrijvers is het mogelijk om de zaak weer om te draaien en een economie te scheppen die in dienst staat van sociaal welzijn en menselijke behoefte. Volgens het dagblad Trouw is er zelfs sprake van een omslag naar een “Brede Welvaartsbeweging”. Naar aanleiding van een discussie in de tweede kamer over “economische krimp” en een duurzaamheidsuitspraak in de troonrede, kopt Trouw op 27 September “Twijfel aan economische groei kruipt nu ook de gevestigde orde binnen”.
Om te eindigen met het boek van de gebroeders Berkhout. Zij behandelen het falen van het neoliberalisme maar de titel van hun boek is niet voor niets “Anti nihilisme”. Zij constateren namelijk terecht dat een maatschappelijke visie die niet verder reikt dan economische kostenplaatjes en die burgers alleen benadert als consument, een geestelijke leegte schept en een betekenisloosheid die op termijn alleen maar kan leiden tot onderling wantrouwen en een volkomen desinteresse naar medeburgers.
Het boek toont overtuigend aan dat de meerderheid van mensen, zeker van jonge mensen, niet op deze wijze willen leven en op zoek zijn naar politieke, culturele en geestelijke verandering.
Hans Beerends